De vreugdegave
De vreugdegave
“Men zal Hem de naam Immanuel geven… God met ons.”
Door bij ons te komen wonen zou Jezus aan mensen en engelen God openbaren. Hij was het Woord van God, Gods gedachte hoorbaar gemaakt. In Zijn gebed voor Zijn discipelen zegt Hij: “En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt - liefdevol en genadig, geduldig, trouw en waarachtig - opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, en Ik in hen.” (Johannes 17:26) Maar deze openbaring was niet alleen aan Zijn aardse kinderen gegeven. Onze kleine wereld is het studieboek voor het universum. Gods wonderbaarlijke genadeplan, het mysterie van reddende liefde, is het onderwerp dat “engelen verlangen te zien” en het zal door de eindeloze eeuwen hun studieonderwerp zijn. Zowel de verlosten als de ongevallen wezens zullen in het kruis van Christus hun kennis en hun loflied vinden. Men zal zien dat de glorie, die afstraalt van Jezus’ gelaat, de glorie van zelfopofferende liefde is. In het licht van Calvarie kan men zien dat de wet van zelfverloochenende liefde de wet van leven is voor hemel en aarde: dat de liefde, die zichzelf niet zoekt, haar bron vindt in Gods hart; en dat het karakter van Hem, die in het licht woont dat geen mens kan benaderen, wordt gemanifesteerd in de Zachtmoedige en Nederige.
In den beginne werd God in al Zijn scheppingswerk geopenbaard. Christus formeerde de hemelen en legde het fundament van de aarde. Zijn hand hing de werelden in de ruimte en vormde de bloemen van het veld. “U hebt met kracht de bergen vastgezet.” “Van Hem is de zee, door Hem gemaakt.” (Psalm 65:6; 95:5) Hij vulde de aarde met schoonheid en de lucht met gezang. En op alle dingen op aarde, in de lucht en hemel, schreef Hij de boodschap van de liefde van de Vader.
Nu heeft de zonde Gods volmaakte werk bedorven. Desondanks blijft Zijn handschrift zichtbaar. Zelfs nu verkondigen alle geschapen dingen de glorie van Zijn heerlijkheid. Er is niets, met uitzondering van het egoïstische mensenhart, dat alleen voor zichzelf leeft. Iedere vogel, die de lucht doorklieft, ieder dier dat zich over de aarde beweegt, dient enig ander leven.
Vreugde in geven
Maar ons afwendend van alle mindere voorbeelden zien wij God in Jezus. Kijkend naar Jezus zien wij dat het de heerlijkheid van onze God is om te geven. “Ik doe niets uit Mijzelf,” zei Christus, “de levende Vader stuurde Mij en Ik leef omwille van de Vader.” “Ik zoek niet mijn eigen eer, maar de heerlijkheid van Hem die Mij gezonden heeft.” (Johannes 8:28; 6:57; 8:50; 7:18) Met deze woorden wordt het grote principe tentoongespreid, dat de wet van het leven is voor het universum. Christus ontving alle dingen van God, maar Hij nam ze om door te geven. In de hemelse hoven vloeit in Zijn dienstwerk voor alle geschapen wezens dus het leven van de Vader naar allen door Zijn geliefde Zoon; door de Zoon vloeit het door middel van lofprijzen en liefdevol dienstwerk, een stroom van liefde, terug naar de grote Bron van alles. En zo is de cirkel van weldadigheid door Christus compleet, die het karakter van de grote Gever vertegenwoordigt, de wet van leven.
In de hemel zelf werd deze wet gebroken. De zonde vond zijn oorsprong in zelfzucht. Lucifer, de beschuttende cherub, verlangde ernaar de eerste te zijn in de hemel. Hij streefde ernaar de macht te verkrijgen over hemelse wezens en ze van hun Schepper af te trekken en hun hulde voor zichzelf te winnen. Daartoe liet Hij een vertekend beeld van God zien en schreef Hem het verlangen naar zelfverheffing toe. Met zijn eigen kwade eigenschappen trachtte hij de liefhebbende Schepper te bevlekken. Zo misleidde hij engelen. Zo misleidde hij de mens. Hij zorgde ervoor dat zij aan Gods woord twijfelden en Zijn goedheid wantrouwden. Omdat God een God van rechtvaardigheid en gevreesde majesteit is, zorgde Satan ervoor dat zij Hem zagen als streng en onvergevend. Op die manier trok hij mensen tot zich om zich bij hem aan te sluiten in de opstand tegen God en de nacht van ellende viel over de aarde.
De aarde was verduisterd door de verkeerde voorstelling van God. Satans misleidende macht zou gebroken moeten worden, zodat de sombere schaduwen verlicht zouden worden en de wereld teruggebracht zou worden tot God. Dit zou niet door geweld kunnen worden gedaan. De uitoefening van geweld is tegengesteld aan de principes van Gods heerschappij; Hij verlangt alleen het dienen in liefde; en liefde kan niet worden afgedwongen; het kan niet gewonnen worden door geweld of gezag. Liefde kan alleen door liefde opgewekt worden. God kennen is God liefhebben; Zijn karakter moet zichtbaar gemaakt worden in tegenstelling tot Satans karakter. Dit werk kon slechts één Wezen in het hele heelal doen. Alleen Hij, die de hoogte en diepte van Gods liefde kende, kon dit duidelijk maken. Over ‘s werelds donkere nacht moest de Zon der Gerechtigheid opgaan, die “genezing in haar vleugels draagt.” (Maleachi 3:20)
Het grootste van alle geschenken
Het plan voor onze verlossing was geen idee achteraf, een plan geformuleerd na de val van Adam. Het was een openbaring van “het geheim waarover gezwegen is vanaf het begin van de wereld.” (Romeinen 16:25) Het was een openbaring van de principes, die sinds eeuwigheden de grondslag waren van Gods troon. Vanaf het begin wisten God en Christus van Satans afvalligheid en van de val van de mens door de misleidende kracht van de afvallige. God heeft het bestaan van zonde niet ingesteld, maar voorzag wel het bestaan ervan en zorgde voor een oplossing om de verschrikkelijke noodtoestand tegemoet te treden. Zijn liefde voor de wereld was zo groot, dat Hij beloofde Zijn eniggeboren Zoon te geven, “opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” (Johannes 3:16)
Dit was een vrijwillig offer. Jezus had aan de Vaders zijde kunnen blijven. Hij had de glorie van de hemel en de eer van de engelen kunnen blijven houden. Maar Hij koos ervoor de scepter in Zijn Vaders handen terug te geven en van de troon van het universum af te stappen, zodat Hij licht kon brengen aan de mensen in duisternis en leven aan de verlorenen.
Door Zijn leven en Zijn dood bereikte Christus zelfs meer dan een herstel van de puinhoop, die door zonde was teweeggebracht. Het was Satans bedoeling om een eeuwige scheiding teweeg te brengen tussen God en de mens; maar in Christus raken wij meer één met God dan wanneer wij nooit gevallen zouden zijn. Door onze natuur aan te nemen verbond Christus zichzelf met de mensheid door een band, die nooit gebroken wordt. Door de eeuwen heen is Hij met ons verbonden. “God had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.” (Johannes 3:16)
Het werk van verlossing zal compleet zijn. Op de plaats waar zonde in overvloed voorkwam, zal Gods genade overvloediger aanwezig zijn. De aarde zelf, het terrein waarvan Satan beweert dat het van hem is, zal niet alleen vrijgekocht worden maar ook verhoogd worden. Onze kleine wereld, de ene donkere vlek in Zijn glorieuze schepping onder de vloek van de zonde, zal boven alle andere werelden worden geëerd in Gods universum. Hier, waar de Zoon van God in mensengedaante woonde, waar de Koning van glorie leefde en leed en stierf, hier, waar Hij alle dingen nieuw zal maken en Gods tempel onder de mensen zal zijn. “En Hij zal bij hun wonen en zij zullen Zijn volk zijn, en God zelf zal bij hen wonen en hun God zijn.” En door de eeuwigheid zullen de verlosten in het licht van de Heer wandelen en Hem prijzen voor Zijn onuitsprekelijke geschenk: Immanuel, “God met ons.”